De geschiedenis van 2009
CORONAS Photon (Complex ORbital Observations Near-Earth of Activity of the Sun) is een Russische zon onderzoeksatelliet die op 30 januari om 13:30 UTC werd gelanceerd vanaf Plesetsk Cosmodrome. De doelen van de missie waren het onderzoeken van:
- de processen van ophoping van vrije energie in de atmosfeer van de zon;
- versnelde deeltjesverschijnselen en zonnevlammen;
- de correlatie tussen zonneactiviteit en magnetische stormen op aarde.
Ongeveer zes maanden na de lancering tekende de eerste problemen zich af waardoor op 1 december de instrumenten uitschakelden. Eind december had de satelliet weer voldoende energie om het controlesysteem in te schakelen maar pogingen om de satelliet tot leven te laten komen mislukte en werd er op 18 april 2010 officieel verklaard dat de satelliet als verloren kon worden beschouwd.
Achteraf kwamen de Russen er achter dat de satelliet niet naar behoren functioneerde door een ontwerp fout.
De NASA lanceerde op 7 maart om 03:49 UTC de Kepler Space Observatory met een Delta raket vanaf Cape Canaveral. Deze satelliet is vernoemd naar de Duitse astronoom Johannes Kepler die vooral bekend is geworden om zijn wetten van planetaire bewegingen.
Het doel van de Keple Space Observatory was het opsporen van bewoonbare planeten in de Melkweg ter grootte van de Aarde, de zogenaamde exoplaneten. Dit opsporen gebeurt door een fotometer die niet anders doet dan continue de helderheid meten in een vast gezichtsveld van de telescoop. Deze gegevens worden vergeleken met eerdere gegevens zodoende een verminderde helderheid te constateren van een ster veroorzaakt door de exoplaneten die voor de ster langs bewegen.
Nadat de stofkap van de telescoop was verwijderd en er testen waren uitgevoerd is de Kepler op 12 mei begonnen aan zijn speurtocht naar planeten en sinds die tijd heeft Kapler veel Exoplaneten ontdekt.
Op 14 juli 2012 stopte een reactiewiel en op 11 mei 2013 werkte een tweede reactiewiel niet goed, waardoor het gegevens verzamelen stopte en de missie in gevaar kwam waarna op 15 augustus 2013 NASA aankondigde dat ze de missie hadden opgegeven om de reactiewielen te repareren.
Na een jaar komt de NASA met een plan om de satelliet weer functioneel te maken, de zogenaamde K2-missie (Second Light). Met deze missie gaat de Kepler opzoek naar bewoonbare planeten rond kleinere en donkerde rode dwergen, waarvoor NASA 16 mei 2014 get groene licht gaf. Ook deze missie was een succes en werden er veel exoplaneten in kaart gebracht.
Op 30 oktober 2018 kondigde NASA aan dat de ruimtetelescoop uitbedrijf is gehaald omdat de brandstof van het ruimtevaartuig op was.
Op 15 maart om 23:43 UTC werd de bemande Space Shuttle Discovery gelanceerd vanaf Kennedy Space Center. Aan boord van deze vlucht waren de ITS S6 en zeven astronauten die een missie hadden om het International Space Station verder uit te breiden. Na een vlucht bijna twee dagen koppelde de Discovery aan de koppelingsmodule PMA-2 van het ISS.
Tijdens deze missie werd de ITS S6 (Integrated Truss Structure) gemonteerd op de ITS S5 van het ruimtestation.
Na een verblijf van ruim zeven dagen in het ISS ontkoppelde Discovery op 25 maart en maakt op 28 maart een geslaagde landing op Kennedy Space Shuttle Landing Facility landingsbaan 15. Astronaut Koichi Wakata bleef achter in het ISS en Sandra Magnus van STS-126 ging mee terug naar de aarde, beideastronauten maakten deel uit van ISS-Expeditie 18.
Foto v.l.n.r.: Boven; Joseph Acaba, John Phillips, Steven Swanson, Richard Arnold en Koichi Wakata. Onder; Lee Archambault en Dominic Antonelli.
Op 26 maart 11:49 UTC werd de Soyuz-TMA 14 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome. De aan boord zijnde drie kosmonauten koppelden twee dagen later aan de Zvezda module van het International Space Station werd later op 2 juli verplaatst naar de Pirs module. De kosmonauten Padalka en Barratt maakten deel uit van de ISS-Expeditie 19.
Ruimtetourist Charles Simonyi verliet het ISS op 8 april met de Soyuz-TMA 13 en op 11 oktober verlieten de kosmonauten Padalka en Barratt het ISS en landden die nacht veilig op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Charles Simonyi , Gennady Padalka, Michael Barratt.
Noord-Korea lanceerde op 5 april om 02:30 UTC de eerste Unha-2 raket vanaf Tonghae Satellite Launching Ground echter de lancering van de Unha-2 ook wel Taepodong-2 mislukte.
Het is raket een drietrapsraket met vloeibare brandstof en algemeen veronderstelde men dat deze raket de westelijke delen van de Verenigde Staten kon bereiken of een kleine satelliet in een baan om de aarde kon brengen.
Op 11 mei om 18:01 UTC werd de bemande Space Shuttle Atlantis gelanceerd vanaf Kennedy Space Center met aan boord zeven astronauten.
Deze vlucht werd ook HST-SM4 (Hubble Space Telescope Servicing Mission4) genoemd en was de vijfde en laatste missie naar de ruimtetelscoop Hubble. De missie had tot doel onderdelen te vervangen en twee nieuwe instrumenten te installeren op de Hubble
Na een verblijf in de ruimte lande de Atlantis op 11 mei veilig op Edwards Air Force Base.
Foto v.l.n.r.: Michael Massimino, Michael Good, Gregory C. Johnson, Scott Altman, Megan McArthur, John Grunsfeld en Andrew Feustel.
Het Europese Planck Space Observatory werd op 14 mei om 13:12 UTC gelanceerd met een Ariane 5 raket vanaf de ESA lanceerbasis Guiana Space Centre. Deze satelliet had een verscheidenheid aan wetenschappelijk onderzoek zoals:
- onderzoek naar kosmische achtergrondstraling. Hiermee wordt warmtestraling gemeten die kort na de oerknal (Big Bang) is uitgezonden;
- het in kaart brengen van clusters van sterrenstelsels;
- waarnemingen van de zwaartekrachtlens van de kosmische achtergrondstraling;
- waarnemingen van extragalactische radio en infrarood bronnen;
- waarnemingen van de Melkweg en metingen van het galactische magnetisch veld;
- studies van het zonnestelsel, inclusief planeten, astroïden, kometen en het licht voor zonsondergang (zodiakale licht).
De koeling die nodig was om goede metingen te kunnen uitvoeren was zover opgeraakt dat de satelliet niet meer kon functioneren en op 23 oktober 2013 werd een laatste signaal naar Planck verzonden om zichzelf uit te schakelen.
De ESA ruimtetelescoop Herschel werd gelijktijdig met het Planck Space Observatory gelanceerd op 14 mei om 13:12 UTC vanaf Guiana Space Centre.
De grootste infraroodtelescoop ooit gelanceerd op dat moment deed onderzoek op vier hoofdgebieden namelijk:
- De vorming en evolutie van sterrenstelsels in het vroege heelal;
- Stervorming en de interactie van materie en straling die bestaat tussen in de ruimte tussen sterrenstelsels in een sterrenstelsel;
- De chemische samenstelling van atmosferen en oppervlakken van lichamen in het zonnestelsel, inclusief planeten, kometen en manen;
- Moleculaire chemie in het universum.
Herschel is genoemd naar Sir William Herschel, de ontdekker van het infraroodspectrum op de planeet Uranus en zijn zus en medewerkster Caroline Herschel.
Net als de Planck werd ook de Herschel uitgeschakeld omdat de koeling op begon te raken en niet meer optimaal kon functioneren. Op 29 april 2013 is de telescoop buitenwerking geraakt en op 17 juni werd het laatste signaal ernaar gezonden om zichzelf uit te schakelen..
Op 27 mei om 10:34 UTC werd de Soyuz-TMA 15 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome. De aan boord zijnde drie kosmonauten koppelden twee dagen later aan de Zarya module van het International Space Station.
Op 1 december verlieten de kosmonauten het ISS en landden die nacht veilig op de Steppe van Kazachstan.
Alle drie de kosmonauten maakten deel uit van ISS-Expedite 20.
Foto v.l.n.r: Robert Thirsk, Roman Romanenko en Frank De Winne.
Vanaf Cape Canaveral werd een Atlas raket gelanceerd op 18 juni om 21:32 UTC met aan boord de maan observatie satelliet LRO (Lunar Reconnaissance Orbiter) van de NASA.
De LRO draait in een baan om de maan en verzameld gegevens die nodig zijn voor een toekomstige missie naar de maan. De LRO heeft het maanoppervlak in kaart gebracht en met programmatuur kunnen:
- veilige landingsplaatsen worden geïdentificeerd;
- potentiele bronnen zoals waterijsafzettingen worden gelokaliseerd;
- stralingsomgevingen worden gekarakteriseerd.
De LCROSS (Lunar Crater Observation and Sensing Satellite) van de NASA werd gelijktijdig met de LRO gelanceerd op 18 juni om 21:32 UTC vanaf Cape Canaveral.
Net als de LRO missie is de LCROSS onderdeel van het Lunar Precursor Robotic Program (LPRP) en doet deze maansonde onderzoek naar de aanwezigheid van water op de maan om zo uiteindelijk te bepalen of een maanbasis uitvoerbaar is voor de overheid van de Verenigde Staten.
De LCROSS bestond uit twee componenten, het Shepherding Spacecraft (S-S/C) en de Earth Departure Upper Stage (EDUS) en werden losgekoppeld in de buurt van de zuidpool van de maan. De EDUS sloeg op 9 oktober in op de maankrater Cabeus met een snelheid van ongeveer 9000 kilometer per uur. De inslag op de maan werd geanalyseerd door de S-S/C die enkele minuten later ook insloeg op de maan en ook een stofwolk produceerde.
Op 15 juli om 22:03 UTC werd de bemande Space Shuttle Endeavour gelanceerd vanaf Kennedy Space Center. Aan boord van deze vlucht waren de laatste twee delen van de Japanse Kibō module en zeven astronauten die een missie hadden om het International Space Station verder uit te breiden. Na een vlucht bijna twee dagen koppelde de Endeavour aan de koppelingsmodule PMA-2 van het ISS.
Na een verblijf van bijna elf dagen in het ISS ontkoppelde Endeavour op 28 juli en maakt op 31 juli een geslaagde landing op Kennedy Space Shuttle Landing Facility landingsbaan 15. Astronaut Timothy Kopra bleef achter in het ISS en Koichi Wakata van STS-119 ging mee terug naar de aarde, beide astronauten behoorden toe ISS-Expeditie 20.
Foto v.l.n.r.: Voorste rij; Doug Hurly en Mark Polansky. Achterste rij; Dave Wolf, Christopher Cassidy, Julie Payette, Tom Marshburn en Tim Kopra.
Nadat in 2008 twee vluchten zijn uitgevoerd met de Space Shuttle om de eerste onderdelen van het Japanse ruimtelaboratorium Kibō (JEM – Japanese Experiment Module) naar het ISS te brengen werd op 15 juli de laatste Shuttle vlucht STS-127 gelanceerd met aan boord de JEM-EF (Exposed Facility) en de ELM-ES (Experiment Logistics Module-Exposed Section).
De JEM-EF ook genoemd het “Terras” is buiten de Kibō-module gemonteerd en kan worden bereikt door een luchtsluis zodat de experimenten die hierop worden uitgevoerd in de ruimte plaatsvinden.
De ELM-ES is een onder druk staande sectie van de Kibō en dient als opslagfaciliteit en wordt ook wel JLP (Japanese Logistics Pressurized) genoemd.
De eerste lancering van de Zuid Koreaanse Naro-1 raket vond plaats op 25 augustus om 08:00 UTC vanaf lanceerbasis Naro Space Center.
Dit was de eerste orbitale lancering van Zuid-Koerea maar mislukte doordat de helft van de beschermingskap van de satelliet niet los kwam van de tweede trap waardoor de het extra gewicht ervoor zorgde dat de satelliet in een verkeerde baan terecht kwam en later terugkeerde naar aarde en verbrande in de atmosfeer.
De eerste trap van de raket is van Russische makelij en kan vergeleken worden met een eerste trap van de Angara raket maar dan met minder vermogen. De tweede trap ban de Naro-1 raket is door de Zuid Koreanen zelf ontwikkeld en gebouwd.
Op 29 augustus om 03:59 UTC werd de bemande Space Shuttle Discovery gelanceerd vanaf Kennedy Space Center. Aan boord van deze vlucht waren de MPLM Leonardo en zeven astronauten die een missie hadden om het International Space Station verder uit te breiden en te onderhouden. Na een vlucht bijna twee dagen koppelde de Discovery aan de koppelingsmodule PMA-2 van het ISS.
De MPLM (Multi-Purpose Logistics Module) Leonardo was de hoofdlading van deze vlucht en bracht diverse experimenten naar het ISS voor het bestuderen van de fysica en chemie van de microzwaartekracht.
Na een verblijf van bijna negen dagen in het ISS ontkoppelde Discovery op 8 september en maakt op 12 september een geslaagde landing op Edwards Air Force Base. Astronaut Nicole Stott bleef achter in het ISS en Timothy Kopra van STS-127 ging mee terug naar de aarde, beide astronauten maakten deel uit van ISS-Expeditie 20.
Foto v.l.n.r.: José Hernandez, Frederick Sturckow, John Olivas, Nicole Stott, Christer Fuglesang, Kevin Ford en Patrick Forrester.
Op 30 september om 07:14 UTC werd de Soyuz-TMA 16 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome. De aan boord zijnde drie kosmonauten koppelden twee dagen later aan de Zvezda module van het International Space Station en werd op 21 januari 2010 verplaatst naar de Poisk koppelingsmodule.
Op 18 maart 2010 verlieten de kosmonauten Maksim Surayev en Jeffrey Williams het ISS en landden die nacht veilig op de Steppe van Kazachstan, beide maakte deel uit van ISS-Expeditie 21.
kosmonaut Guy Laliberté landde op 11 oktober met de Soyuz-TMA 14 op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Guy Laliberté, Maksim Surayev en Jeffrey Williams.
Vanaf Baikonur Cosmodrome werd op 10 november om 14:22 aan boord van een Soyuz-U raket de Russische ISS-module Poisk gelanceerd.
De Poisk module ook wel Mini-Research Module 2 (MRM 2) genaamd is een koppelingsmodule aan het International Space Station en is bijna identiek aan de Pirs. De module beschikt over twee dokpoorten voor de ruimtevaartuigen Soyuz en Progress, twee luiken voor ruimtewandelingen en is gekoppeld aan de Zenith poort van de Zvezda module.
Op 14 januari 2010 werden de laatste voorbereidingen uitgevoerd zodat op 21 januari 2010 de koppelingsmodule in gebruik kon worden genomen. Deze ingebruikname werd uitgevoerd door de Soyuz-TMA 16 die gekoppeld was aan de Zvezda en die dag verplaatst werd naar de Poisk.
Op 16 november om 19:28 UTC werd de bemande Space Shuttle Atlantis gelanceerd vanaf Kennedy Space Center. Aan boord van deze vlucht waren twee ELC’s en zes astronauten die een bevoorradingsmissie hadden van het International Space Station. Na een vlucht bijna twee dagen koppelde de Atlantis aan de koppelingsmodule PMA-2 van het ISS.
Na een verblijf van bijna zeven dagen in het ISS ontkoppelde Atlantis op 25 november en maakt op 27 november een geslaagde landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Astronaut Nicole Stott van STS-128 ging mee terug naar de aarde, zij maakte deel uit van ISS-Expedite 21.
Foto v.l.n.r.: Voorste rij; Charles Hobaugh en Barry Wilmore. Achterste rij Leland Melvin, Michael Foreman, Robert Satcher en Randolph Bresnik.
Aan boord van de STS-129 vlucht waren ook de ELC-1 en ELC-2. Een ExPRESS Logitics Carrier (ELC) is een drukloos laadplatform aan het International Space Stationen kan worden onder andere gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden.
De ELC-1 werd op 18 november uit de vrachtruimte van de Space Shuttle Atlantis gehaald en gemonteerd op UCCAS 2 op de P3 van de main truss. ELC-2 daarentegen werd op 21 november uit de vrachtruimte gehaald en geplaatst op S3 van de main truss.
Foto links: Installatie ELC-2
Foto onder: ELC-1
De Amerikaanse infrarood ruimtetelscoop werd op 14 december om 14:09 UTC gelanceerd vanaf Vandenberg Airforce Base met een Delta II 7320-10C raket. De Wide-field Infrared Survey Explorer (WISE) werd in februari 2011 in een slaapstand gezet om in 2013 weer wakker te worden.
De WISE maakte beelden, in vier golflengten van de infraroodband, van objecten zowel binnen als buiten het zonnestelsel die warmer zijn dan 70 á 100K (-203 á -173 graden Celsius) met een zeer hoge gevoeligheid.
In oktober 2010 en januari 2011 heeft de NASA de missie verlengd en met een programma genaamd Near-Earth Object WISE (NEOWISE) met de focus op het opsporen van astroïden en kometen in de buurt van de baan om de aarde.
Op 20 december om 21:52 UTC werd de Soyuz-TMA 17 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome. De aan boord zijnde drie kosmonauten koppelden twee dagen later aan de Zarya module van het International Space Station en werd op 12 mei 2010 verplaatst naar de Zvezda koppelingsmodule.
Op 2 juni 2010 verlieten de kosmonauten het ISS en landden die nacht veilig op de Steppe van Kazachstan. De bemanning maakte deel uit van ISS-Expeditie 22.
Foto v.l.n.r: Timothy Creamer, Oleg Kotov en Soichi Noguchi.