De geschiedenis van 1994
Op 8 januari om 10:05 UTC werd de Soyuz-TM 18, expeditie MIR EO-15, gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome.
De aan boord zijnde drie kosmonauten koppelden twee dagen later aan het Russische ruimtestation MIR.
De kosmonaut Valeri Polyakov bleef achter in de MIR en de andere twee kosmonauten landden veilig op 9 juli op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Valeri Polyakov, Viktor Afanasyev en Yury Usachov.
De NASA lanceerde op 25 januari om16:34 UTC de Clementine vanaf lanceerbasis Vandenberg Air Force Base.
Het was een gezamenlijk programma van de NASA en de BMDO (Ballistic Missile Defence Organisation) genaamd Deep Space Program Science Experiment (DSPSE) en had tot doel om ruimtevaartuigcomponenten te testen bij langdurige blootstelling aan de ruimte. Een ander doel was om de maan als astroïde 1620 Geographis te observeren, de observatie van de astroïde is heeft wegens technische problemen met het ruimtevaartuig niet kunnen plaatsvinden.
Door de technische problemen is het programma aangepast en is de satelliet in een baan gebracht zodat de satelliet door de Van Allen stralingsgordels ging om zo de blootstelling alsnog te kunnen testen. In juni was het vermogen aan boord teruggelopen zodat aan deze missie een einde kwam.
Op 3 februari om 12:10 UTC werd de Space Shuttle Discovery gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren de Spacehab Single Module, Wake Shield Facility, zeven satellieten en zes astronauten waaronder de eerste Rus in een Space Shuttle. Deze missie stond in het teken van wetenschappelijk onderzoek, uitzetten van de satellieten en een live communicatie met de kosmonauten van het Russische ruimtestation MIR.
Door technische problemen werd het Wake Shield Facility project enkele keren uitgesteld en uiteindelijk afgeblazen.
Na een verblijf van ruim acht dagen maakte de Discovery op 11 februari een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Kenneth Reightler en Charles Bolden. Staand; Franklin Chang-Diaz, Ronald Sega, Sergei Krikalev en Nancy Jan Davis.
Vanaf Tanegashima Space Center werd op 3 februari om 22:00 UTC de eerste H-II raket gelanceerd.
Deze eerste tweetrapsraket op vloeibare brandstof is geheel door Japan gemaakt met eigen ontwikkelde technologie heeft een doorsnede van viermeter en heeft een hoogte van 49 meter.
De ontwikkeling van de motor begon in 1984 en in 1994, twee jaar na de oorspronkelijke datum, voltooid. Helaas kwam verliep de ontwikkeling niet zonder problemen want bij een explosie kwam een medewerker om het leven.
De raket kan een lading van ruim 10.000 kilogram in een lage omloopbaan om de aarde brengen en een kleine 4.000 kilogram in een geostationaire omloopbaan.
CORONAS I (Complex ORbital Observations Near-Earth of Activity of the Sun) is een Russische zon onderzoeksatelliet die op 2 maart om 03:25 UTC werd gelanceerd vanaf Plesetsk Cosmodrome.
Het algemene doel van Coronas I was de interne structuur van de zon en de zonneactiviteit te bestuderen en om de oorzaken van de uitstoot van de materie door de zon vast te stellen.
Het ruimtevaartuig had een gewicht van 2160 kilogram met acht zonnepanelen en had röntgen- en UV-instrumenten aan boord.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Andrew Allen en John Casper. Staand; Charles Gemar, Marsha Ivins en Pierre Thuot.
Op 4 maart om 13:15 UTC werd de Space Shuttle Columbia gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren de EDO pallet, OAST 2 en de USMP 2 en vijf astronauten. Deze missie stond in het teken van wetenschappelijk onderzoek.
Tijdens de missie werd onderzoek gedaan in de United States Microgravity Payload (USMP 2), dat is een ruimtelaboratorium van het Spacelab project. In het ruimtelaboratorium Office of Aeronautics and Space Technology (OAST 2) werd technologisch onderzoek verricht dat tot doel had om technologie te testen voor toekomstige satellieten, sensoren en het International Space Station.
Na een verblijf van bijna veertiendagen maakte de Columbia op 18 maart een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
De eerste Taurus raket werd op 13 maart om 22:32 UTC gelanceerd vanaf lanceerbasis Vandenberg Air Force Base.
Deze viertraps met vloeibare brandstof raket is oorspronkelijk ontwikkeld om militaire lading tot 1400 kilogram in een lage omloopbaan om de aarde te brengen en heeft een hoogte van 28 meter en een doorsnede van 2,35 meter.
De eerste trap van deze raket is gebaseerd op de eerste trap van een ballistische raket genaamd Peacekeeper. De tweede en derde trap zijn op basis van de Pegasus-1 en de vierde trap op basis van een Pegasus-3.
Op 9 april om 11:05 UTC werd de Space Shuttle Endeavour gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren het Space Radar Laboratory (SRL-1) en zes astronauten. Deze missie stond in het teken van het bestuderen van het aardse ecosysteem.
Na een verblijf van ruim elf dagen maakte de Endeavour op 20 april een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Linda Godwin, Thomas Jones, Jay Apt en Michael Clifford. Staand; Kevin Chilton en Sidney Gutierrez.
Op 27 juni om 21:15 UTC werd de eerste Pegasus-XL raket gelanceerd vanaf het vliegtuig de L-1011 Stargazer die was opgestegen van Vandenberg Air Force Base.
Het is een drietrapsraket welke is ontworpen om kleine ladingen in een lage omloopbaan te brengen en wordt op een hoogte van 12 kilometer losgelaten van een vliegtuig.
De raket heeft een lengte van 17,6 meter met een doorsnede van 1,27 meter en kan een lading van 475 kilogram in een lage omloopbaan brengen.
Op 1 juli om 12:24 UTC werd de Soyuz-TM 19, expeditie MIR EO-16, gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome.
De aan boord zijnde twee kosmonauten koppelden twee dagen later aan het Russische ruimtestation MIR.
De kosmonauten landden samen met Ulf Merbold die was gelanceerd met de Soyuz-TM 20 veilig op 4 november op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Yuri Malenchenko en Talgat Musabayev.
Op 8 juli om 16:43 UTC werd de Space Shuttle Columbia gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren het Spacelab Long Module 1, de EDO pallet en zeven astronauten. Deze missie International Microgravity Laboratory (IML-2) stond in het teken van onderzoek van de microzwaartekracht.
Na een verblijf van bijna vijftien dagen maakte de Columbia op 23 juli een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Richard Hieb, Robert Cabana en Donald Thomas. Staand; Leroy Chiao, James Halsell, Chiaki Naito-Mukai, en Carl Walz.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Blaine Hammond, Richard Richards en Susan Helms. Staand; Mark Lee, Jerry Linenger en Carl Meade.
Op 9 september om 22:22 UTC werd de Space Shuttle Discovery gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren het Spartan 201, de LITE en zes astronauten. De SPARTAN-201 met vluchtnummer 2 werd losgelaten in de ruimte en deed onderzoek naar de fysica van zonnewindversnelling, de zonnedichtheden en de zonnesnelheden in een verscheidenheid van coronale structuren van de zon. Na het onderzoek werd de SPARTAN-201 weer aan boord genomen.
De In-space Technology Experiment (LITE) werd voor 53 uur losgelaten in de ruimte en deed onderzoek naar de atmosfeer.
Na een verblijf van bijna twaalf dagen maakte de Discovery op 20 september een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto rechtsboven: SPARTAN
Foto rechtsonder: LITE
Op 30 september om 11:16 UTC werd de Space Shuttle Endeavour gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren het SRL en zes astronauten. Deze Space Radar Laboratory (SRL-2) missie was om de aarde in kaart te brengen.
Na een verblijf van ruim elf dagen maakte de Endeavour op 11 oktober een veilige landing op Edwards Air Force Base.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Thomas Jones, Peter Wisoff, Steven Smith en Daniel Bursch. Staand; Michael Baker en Terrence Wilcutt.
Op 3 oktober om 22:42 UTC werd de Soyuz-TM 20 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome.
De kosmonauten Alexander Viktorenko en Yelena Kondakovamaakten deel uit van expeditie MIR EO-17.
De aan boord zijnde drie kosmonauten koppelden twee dagen later aan het Russische ruimtestation MIR.
De Duitse kosmonaut Ulf Merbold bleef achter in de MIR en kosmonaut Valeri Polyakov die was gelanceerd met de Soyuz-TM 18 landden samen met Alexander Viktorenko en Yelena veilig op 22 maart 1995 op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Alexander Viktorenko, Yelena Kondakova en Ulf Merbold.
De zon-observatiesatelliet Wind werd op 1 november om 09:31 UTC gelanceerd vanaf lanceerbasis Cape Canaveral.
De satelliet is onderdeel van het Global Geospace Science programma van de NASA en onderzoekt de plasma en de radiogolven die voorkomen in de zonnewind en in de magnetosfeer van de aarde.
De doel van de Wind is om de eigenschappen van de zonnewind te meten voordat deze de aarde bereikt. Deze gegevens worden gebruikt door het International Solar- Terrestrial Physics Initiative om het gedrag van de metingen te begrijpen en te voorspellen hoe de atmosfeer van de aarde zal reageren op de veranderingen in zonnewindcondities.
De Wind-satelliet heeft voorlopig nog genoeg energie om tot 2073 op het L1 Lagrangian-punt te draaien.
Op 3 november om 16:59 UTC werd de Space Shuttle Atlantis gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze wetenschappelijke missie waren de Atlas-3 en de Crista-Spas en zes astronauten.
De Cryogenic Infrared Spectrometers and Telescopes for the Atmosphere-Shuttle Paller Satellite-1 (CRISTA-SPAS-1) werd uitgezet en na achtdagen weer aan boord van de Shuttle geladen en onderzocht de aardse atmosfeer. In de Atlas-3 module onderdeel van het Spaclab programma werden wetenschappelijke onderzoeken verricht.
Na een verblijf van bijna elf dagen maakte de Atlantis op 14 november een veilige landing op Edwards Air Force Base.
Foto v.l.n.r.: Jean-Francois Clervoy, Scott Parazynski, Curtis Brown, Joseph Tanner, Donald McMonagle, en Ellen Ochoa.
Vanaf lanceerbasis Baikonur Cosmodrome werd op 26 december om 03:01 UTC de eerst Rokot raket gelanceerd.
Deze drietrapsraket had een hoogte van 29 meter met een diameter van 2,5 meter, waarbij de eerste twee trappen gebaseerd waren op de intercontinentale ballistische UR-100N (SS-19 Stiletto) raket. De derde trap van deze raket, ook wel bovenste trap genoemd was van het type Briz-K.
Deze eerste orbitale raket lancering vond plaats vanuit een silo in Baikonur Cosmodrome.