De geschiedenis van 1996
Op 11 januari om 09:41 UTC werd de Space Shuttle Endeavour gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren en zes astronauten die de missie hadden om het Japanse ruimteonderzoekvaartuig Space Flyer Unit (SFU) uit een omloopbaan te halen en deze terug naar aarde te brengen. Verder aan boord was de Office of Aeronautics and Space Technology Flyer (OAST-Flyer) wat onderdeel is van de SPARTAN ruimtevaartuigen welke op de vierde missie dag werd vrijgelaten en op de zesde dag weer aan boord werd gehaald.
Na een verblijf van bijna negen dagen maakte de Endeavour op 20 januari een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Brent Jett en Brian Duffy. Staand; Winston Scott, Leroy Chiao, Koichi Wakata en Daniel Barry.
De NASA lanceerde de NEAR Shoemaker (Near Earth Asteroid Rendezvous) op 17 februari om 20:43 UTC met een Delta-II raket. Deze ruimtesonde was ontwikkelt om de planetoïde EROS een jaar te bestuderen en daarna erop te landen voor verder onderzoek.
Onderweg werd er onderzoek gedaan naar de planetoïde genaamd Mathilde, dit vond plaats op 27 juni 1997 toen de sonde hier voorbij raasde.
De sonde lande op EROS op 12 februari 2001 nadat er 230 omwentelingen om deze planetoïde waren gemaakt.
Op 21 februari om 12:34 UTC werd de Soyuz-TM 23, expeditie MIR EO-21, gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome.
De aan boord zijnde twee kosmonauten koppelden twee dagen later aan het Russische ruimtestation MIR.
Kosmonaut Claudie Haigneré van Soyuz-TM 24 en de twee kosmonauten landden veilig op 2 september op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Yuri Onufriyenko en Yury Usachov.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Scott Horowiz, Andrew Allen en Franklin Chang-Diaz. Staand; Maurizio Cheli, Umberto Guidoni, Jeffrey Hoffman en Claude Nicollier.
Op 22 februari om 20:18 UTC werd de Space Shuttle Columbia gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren de EDO pallet, de USMP 3 en zeven astronauten die een wetenschappelijke missie hadden en een satelliet in de ruimte te lanceren.
De Tethered Satellite System (TSS-1R) werd door middel van een ketting uitgezet, echter op ruim 19 kilometer brak de ketting en brokstukken botsten met de TSS welke daarna nog een paar weken in een omloopbaan van de aarde cirkelde alvorens in de atmosfeer te belanden.
Tijdens de missie werd onderzoek gedaan in de United States Microgravity Payload (USMP 3), dat is een ruimtelaboratorium van het Spacelab project.
Na een verblijf van bijna zestien dagen maakte de Columbia op 9 maart een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Ronald Sega, Kevin Chilton en Richard Searfoss. Staand; Michael Clifford, Shannon Lucid en Linda Godwin.
Op 22 maart om 08:13 UTC werd de Atlantis gelanceerd vanaf Kennedy Space Center. Na een vlucht van bijna twee dagen koppelde de Atlantis aan de koppelingsmodule van het Russische ruimtestation MIR.
Aan boord van deze vlucht waren de Spacehap Single Module en zes astronauten die een missie hadden het ruimtestation MIR te bevoorraden.
Astronaut Shannon Lucid maakte deel uit van expeditie MIR EO-21.
Tijdens deze missie werd voor het eerste een ruimtewandeling gemaakt om twee aan elkaar gekoppelde ruimtevaartuigen.
Na een verblijf van bijna tien dagen maakte de Atlantis op 31 maart een veilige landing op Edwards Air Force Base.
Vanaf lanceerbasis Baikonur Cosmodrome werd op 23 april om 11:48 UTC de Priroda module, de zevende en tevens laatste, van het ruimtestation MIR gelanceerd.
De Priroda bestond uit twee compartimenten, een drukloos compartiment en een leefbaar compartiment. In beide compartimenten waren instrumenten aanwezig voor wetenschappelijke doeleinden. Naast de instrumentaria bestond het leefbare deel ook uit vracht-, woon- en werkcompartimenten.
De module werd op 26 april aan de MIR gekoppeld. Enige bezorgdheid was er wel omdat er een storing was in een elektrische connector die de beschikbaarheid van de elektrische stroom halveerde.
Op 24 april om 12:27 UTC werd vanaf lanceerbasis Vandenberg Air Force Base de Midcourse Space Experiment (MSX) gelanceerd.
De missie van de MSX was het in kaart brengen van infraroodbronnen in de ruimte. De aanwezige technologie aan boord van de infraroodtelescoop was in staat om ballistische raketten te identificeren en te volgen tijdens de vlucht.
Rechts een driekleurenafbeelding van de MSX Galactic Plane Survey-plaat van het Galactisch centrum.
Vanaf Cape Canaveral werd op 30 april om 04:31 UTC de röntgen astronomie satelliet BeppoSAX van de Italiaanse ruimtevaart organisatie ASI en de Nederlandse NIVR gelanceerd.
De BeppoSAX heeft een belangrijke rol gespeeld in het oplossen van de gammastraaluitbarstingen (GRB’s) in het universum en was de eerste röntgenmissie die in staat was om tegelijkertijd doelen over meer dan drie decennia energie te observeren.
De satelliet is vernoemd naar Giuseppe “Beppo” Occhialini, een Italiaanse natuurkundige. SAX staat voor “Satellite per Astronomia a raggi X” oftewel “Satellite for X-ray Astronomy”.
De oorspronkelijk BeppoSAX missie van twee jaar werd tot eind april 2002 verlengd waarna deze snel in zijn baan kwam te vervallen en uiteindelijk op 23 april 2003 in de Stille Oceaan neerstortte.
Foto v.l.n.r.: Zitten; Curtis Brown en John Casper. Staand; Daniel Bursch, Mario Runco, Marc Garneau en Andrew Thomas.
Op 19 mei om 10:30 UTC werd de Space Shuttle Endeavour gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren de SPARTAN-207, de Spacehab Single Module, de IAE, de PAMS en zes astronauten die een wetenschappelijke missie hadden.
Inflatable Antenna Experiment (IAE) werd in de ruimte gebracht aan boord van de SPARTAN-207 met vluchtnummer 1 en in de ruimte werd de IAE uitgezet voor onderzoek waarna deze op 22 mei de aardse atmosfeer binnen ging.
Tijdens de missie werden wetenschappelijke onderzoeken verricht in de Spacehab SM op het gebied van microzwaartekracht.
Na een verblijf van tien dagen maakte de Endeavour op 29 mei een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Vanaf Guiana Space Centre werd op 4 juni om 12:34 UTC de eerst Ariane 5 (G) raket gelanceerd en is de vijfde generatie in de Ariane raket familie. Door problemen in de software werd 37 seconden na de lancering de raket vernietigd door het zelf-vernietigingssysteem.
Deze tweetrapsraket beschikt over twee strap-on motoren met vaste brandstof en heeft kan ladingen van 6.900 kilogram in een geostationaire omloopbaan (GTO) brengen en 18.000 kilogram in een lage omloopbaan (LTO).
Op 20 juni om 14:49 UTC werd de Columbia gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren de Spacelab Long Module, de EDO pallet en zeven astronauten die een wetenschappelijke missie hadden.
Tijdens de missie werden wetenschappelijke onderzoeken verricht in de Spacelab LM2.
Na een verblijf van bijna zeventien dagen maakte de Columbia op 7 juli een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Terrence Henricks, en Kevin Kregel. Staand; Jean-Jacques Favier, Richard Linneham, Susan Helms, Charles Brady, en Robert Thirsk.
Op 17 augustus om 13:18 UTC werd de Soyuz-TM 24 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome.
De kosmonauten Alexander Kaleri en Valery Korzun maakten deel uit van expeditie MIR EO-22.
De aan boord zijnde drie kosmonauten koppelden twee dagen later aan het Russische ruimtestation MIR.
Kosmonaut Claudie Haigneré bleef achter in de MIR en Reinold Eqald van Soyuz-TM 25 en de kosmonauten expeditie MIR EO-22 landden veilig op 2 maart 1997 op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Alexander Kaleri, Valery Korzun en Claudie Haigneré.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Jerome Apt, Terrence Wilcutt, William Readdy, Thomas Akers en Carl Walz. Staand; Shannon Lucid en John Blaha.
Op 16 september om 08:54 UTC werd de Atlantis gelanceerd vanaf Kennedy Space Center. Na een vlucht van bijna twee dagen koppelde de Atlantis aan de koppelingsmodule van het Russische ruimtestation MIR.
Astronaut John Blaha maakte deel uit van expeditie MIR EO-22.
Aan boord van deze vlucht waren de Spacehap LDM en zes astronauten die een missie hadden het MIR te bevoorraden.
Na een verblijf van ruim tien dagen maakte de Atlantis op 31 maart een veilige landing op Edwards Air Force Base. Astronaut John Blaha bleef achter en Shannon Lucid van de STS-76 (expeditie MIR EO-22) ging mee terug naar aarde.
Op 4 november om 17:08 UTC werd de HETE gelanceerd vanaf het vliegtuig de L-1011 Stargazer die was opgestegen vanaf Wallops Flight Facility.
De High Energy Transient Explorer (HETE) was een NASA astronomiesatelliet waarin meerdere landen participeerden, voornamelijk Frankrijk en Japan.
Het doel van deze satelliet was om de eerste multi golflengte-studie uit te voeren van gammastraaluitbarstingen te lokaliseren door gebruik te maken van UV, röntgen en gammastraalinstrumenten.
De Pegasus raket kwam in de juiste omloopbaan echter HETE kwam niet los van de andere aanwezige satelliet omdat de batterijen die de explosieve bouten zouden doen ontsteken was defect geraakt tijdens de lancering.
De Mars Global Surveyor werd op 7 november om 17:00 UTC gelanceerd vanaf lanceerbasis Cape Canaveral.
Na bijna een jaar komt de sonde op 12 september 1997 aan bij de planeet Mars en werd in een baan om deze planeet gebracht waarna naar een paar dagen de waarnemingen van start gingen.
De sonde deed op allerlei gebied waarnemingen met de aan boord zijnde wetenschappelijke instrumenten. De vijf instrumenten waren:
- Camera;
- Hoogtemeter;
- Thermische emissie spectrometer;
- Magnetisch veldmeter;
- Radiologisch onderzoek naar zwaartekracht, atmosfeer druk en temperatuur.
De missie is drie maal verlengd en na 10 jaar wetenschappelijk onderzoek is de communicatie met de sonde op 2 november 2006 verloren gegaan.
Op 16 november om 20:48 UTC werd de Russische Mars 98 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome. Echter ging het mis tijdens de manoeuvre om uit de omloopbaan en naar Mars te gaan, waardoor de sonde weer terugviel naar aarde.
De Mars 98 bestond uit drie delen, namelijk het ruimtevaartuig, een grondstation en een inslagsonde. Deze mars missie had het wetenschappelijk doel om de evolutionaire geschiedenis van de planeet te analyseren, waarbij het ging om het oppervlak, de atmosfeer en de innerlijke Mars structuur.
De instrumenten die hiervoor zouden worden gebruikt kwamen India, Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten en enkele andere Europese landen.
Op 19 november om 19:55 UTC werd de Columbia gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren de EDO pallet, ORFEUS-SPAS, Wake Shield Facility en vijf astronauten die een wetenschappelijke missie hadden.
De twee ruimtewandelingen tijdens de missie konden niet doorgaan vanwege technische problemen met de luchtsluis.
De onderzoekssatelliet Wake Shield Facility 3 werd op 22 november in de ruimte geplaatst en drie dagen later weer aan boord genomen.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Kent Rominger en Kenneth Cockrell. Staand; Tamara Jernigan, Story Musgrave en Thomas Jones.
De Orbiting and Retrievable Far and Extreme Ultraviolet Spectrometer-Shuttle Pallet Satellite 2 (ORFEUS-SPAS 2) werd op de eerste dag in de ruimte gezet en op 4 december weer aan boord gehaald.
Na een verblijf van bijna achttien dagen maakte de Columbia op 7 december een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility
Op 4 december om 06:58 UTC lanceerde de NASA vanaf Cape Canaveral de tweede missie dit jaar naar Mars.
Het ruimtevaartuig bestond uit de Mars Pathfinder lander en de Mars Sojourner rover. De Pathfinder landde na een lange reis op de planeet Mars op 4 juli 1997 in de Ares Vallis. Nadat de marslander was geopend kon de rover het Mars oppervlak verkennen. Er werden wetenschappelijke onderzoeken verricht door zowel de rover als de lander en hadden betrekking op het analyseren van de atmosfeer, klimaat, de geologie en de samenstelling van de rotsen en de bodem.
De communicatie met rover ging verloren op 7 oktober wat boven verwachting was, en de communicatie met lander kwam op 27 september een einde.