De geschiedenis van 2000
Op 27 januari om 03:03 UTC werd de eerste Minotaur I gelanceerd vanaf Vandenberg Air Force Base.
De Minotaur I is een viertrapsraket die is opgebouwd uit de ballistische raketten Minuteman II en LGM-118 Paecekeeper en werkt op vaste brandstof voorstuwingsmotoren.
De raket heeft een diameter van 1,68 meter, een lengte van 19 meter en kan 550 kilogram aan lading in een lage omloopbaan brengen.
Vanaf Kagoshima Space Center werd op 10 februari om 01:30 UTC de Astro E satelliet gelanceerd met een M-V raket.
De Astro E was een röntgentelescoop waarbij tijdens de lancering het contact verloren ging met de eerste trap van de raket, hierdoor viel de telescoop terug naar aarde en belande in de oceaan, waardoor de lancering als mislukt kan worden beschouwd.
In 2005 werd zijn opvolger Suzaku gelanceerd.
Op 11 februari om 17:43 UTC werd de Space Shuttle Endeavour gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Aan boord van deze vlucht waren zes astronauten die een wetenschappelijke missie hadden.
Het doel van de missie met de naam Shuttle Radar Topography Mission (SRTM) was om de aarde in een digitaal hoogtemodel in kaart te brengen.
Na een verblijf van ruim elf dagen landde de Endeavour op 22 februari een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Mamoru Mohri en Gerhard Thiele. Staand: Janice Voss, Kevin Kregel, Dominic Gorie, en Janet Kavandi.
Op 4 april om 05:01 UTC werd de Soyuz-TM 30, expeditie MIR EO-28, gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome.
De aan boord zijnde twee kosmonauten koppelden twee dagen later aan het Russische ruimtestation MIR en waren de laatste bezoekers van het station.
De kosmonauten landden veilig op 16 juni op de Steppe van Kazachstan.
Foto v.l.n.r: Sergei Zalyotin en Alexander Kaleri.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Scott Horowitz en James Halsell. Staand; Mary Weber, Jeffrey Williams, Yury Usachov, James Voss en Susan Helms.
De Space Shuttle Atlantis vlucht STS-101 werd op 19 mei om 10:11 UTC gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Na een vlucht van bijna twee dagen koppelde de Atlantis aan de koppelingsmodule PMA-2 van het ISS. Het was een logistieke missie naar het ISS met aan boord een Spacehab Double Module en zeven astronauten.
Tijdens deze missie werd het ISS van een 370km naar een 400km omloopbaan gebracht en werden er allerlei onderzoeken gedaan naar het functioneren van het ISS.
Voor het eerst werd er met een zogenaamde ‘glass cockpit’ gevlogen, dit houdt in dat de cockpit voorzien is met digitale instrumenten in plaats van de analoge instrumenten.
Na een verblijf van ruim vijf dagen landde in het ISS ontkoppelde de Atlantis op 25 mei en maakte op 29 mei een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Op 24 mei om 23:10 UTC werd de eerste Atlas-III gelanceerd vanaf lanceerbasis Cape Canaveral.
Deze tweetrapsraket was een Atlas-IIIA type, had een hoogte van 52,8 meter met een diameter van 3,05 meter en kon een lading van 8.640 kilogram in een lage omloopbaan of 4.055 kilogram in geostationaire transferbaan brengen.
Het was de eerste Atlas raket die werd aangedreven door de Russische RPO Energomash RD-180 LOX/kerosinemotor.
De Zvezda module werd gelanceerd op 12 juli om 04:56 UTC met een Proton raket vanaf Baikonur Cosmodrome en het was de derde lancering met een module voor het ISS.
Het is een permanente module voor het International Space Station (ISS) en verzorgd alle systemen om te leven in dit ruimtestation.
De Zvezda is in eerste instantie ontworpen en gebouwd voor het MIR-2 ruimtestation maar is daarvoor nooit gebruikt. Na aanpassingen van het originele ontwerp koppelde op 26 juli de module aan de Zarya module van het ruimtestation.
De Space Shuttle Atlantis werd op 8 september om 12:45 UTC gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Na een vlucht van bijna twee dagen koppelde de Atlantis aan de koppelingsmodule PMA-2 van het ISS.
Het was een logistieke missie naar het ISS met aan boord een Spacehab Double Module en zeven astronauten.
Na een verblijf van bijna acht dagen landde in het ISS ontkoppelde de Atlantis op 18 september en maakte op 20 september een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Scott Altman en Terrence Wilcutt. Staand; Boris Morukov, Richard Mastracchio, Edward Lu, Daniel Burbank en Yuri Malenchenko.
Op 9 oktober om 05:38 UTC werd de HETE 2 gelanceerd met een Pegasus H raket vanaf de L-1011 Stargazer die was opgestegen van Reagan Test Site.
De High Energy Transient Explorer 2 (HETE 2) was een NASA astronomie satelliet waarin meerdere landen participeerden, voornamelijk Frankrijk en Japan.
Het doel van deze satelliet was om de eerste multi golflengte-studie uit te voeren van gammastraaluitbarstingen te lokaliseren door gebruik te maken van UV, röntgen en gammastraalinstrumenten.
Vanaf maart 2007 werden de instrumenten minder efficiënt door de hoge leeftijd van de NiCd-batterijen aan boord waardoor de missie in maart 2008 eindigde.
De Space Shuttle Discovery werd op 11 oktober om 23:17 UTC gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Na een vlucht van bijna twee dagen koppelde de Discovery aan de koppelingsmodule PMA-2 van het ISS.
Aan boord van deze vlucht waren de Z-1 Truss, PMA-3 en zeven astronauten die de missie hadden het International Space Station uit te breiden.
Tijdens deze missie werden de Z-1 Truss en de PMA-3 koppelingsmodule gemonteerd aan het ISS en werd later verplaatst.
Na een verblijf van bijna zes dagen landde in het ISS ontkoppelde de Discovery op 20 oktober en maakte op 24 oktober een veilige landing op Edwards Air Force Base.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Pamela Melroy en Brian Duffy. Staand; Leroy Chiao, Michael Lopez-Alegria, William McArthur, Peter Wisoff en Koichi Wakata.
Op 31 oktober om 07:52 UTC werd de Soyuz-TM 31 gelanceerd vanaf Baikonur Cosmodrome.
De aan boord zijnde drie kosmonauten van de ISS-Expedite 1 koppelden twee dagen later aan de Zvezda module van het International Space Station. Op 24 februari 2001 werd de Soyuz verplaatst naar de Zarya module en op 18 april 2001 weer terug naar de Zvezda module.
Op 6 mei 2001 koppelde de Soyuz-TM 31 los van het ruimtestation met aan boord de kosmonauten die waren aangekomen met de Soyuz-TM 32 het ISS en landden die nacht veilig op de Steppe van Kazachstan, de kosmonauten van de Soyuz-TM31 bleven achter in het ISS.
Foto v.l.n.r: Sergei Krikalev, William Shepherd en Yuri Gidzenko.
De Space Shuttle Endeavour werd op 1 december om 03:06 UTC gelanceerd vanaf Kennedy Space Center.
Na een vlucht van bijna twee dagen koppelde de Endeavour aan de koppelingsmodule PMA-3 van het ISS.
Aan boord van deze vlucht waren de P-6 Truss en vijf astronauten die de missie hadden het International Space Station uit te breiden.
Tijdens deze missie werden de P-6 Truss gemonteerd aan het ISS.
Na een verblijf van bijna zeven dagen landde in het ISS ontkoppelde de Endeavour op 9 december en maakte op 11 december een veilige landing op Kennedy Space Center Shuttle Landing Facility.
Foto v.l.n.r.: Zittend; Michael Bloomfield, Marc Garneau en Brent Jett. Staand; Carlos Noriega en Joseph Tanner.